Short Story: De Gouden Bloem
Wat een bocht, dacht ik, toen ik het vreemde mengsel m’n keelgat in goot. De weg die het spul aflegde, vanaf het moment dat het m’n glas verliet tot aan het moment dat het m’n maag binnenkwam, was wel fascinerend. Ik kan het het best omschrijven als vuurwerk, of een clusterbom in de mond. Smaaksensatie is zo’n kutwoord, maar als ik het zou gebruiken, dan was het nu. Het volgde een bepaald patroon waarbij alle smaakpapillen leken te worstelen om de overhand. Alsof ze in oorlog met elkaar waren en er telkens een zijn kop opstak, boven een loopgraaf uit, om gauw weer te bukken bij inslaande, afketsende kogels. Dergelijke vergelijkingen had ik altijd na het kijken van ouderwetse films van vroegere oorlogen. Dat was het resultaat van nostalgie, naar iets wat ik eigenlijk nooit had meegemaakt, in die zin, maar wat restanten waren van de mensheid van vroeger. Van mijn ras. Toen we nog een primitieve cultuur waren; afgeschermd van de rest van het heelal.
De drank kon hetgeen me te wachten stond echter niet vertroebelen. Het brandde daarentegen wel mijn keel, opkomend vanuit m’n maag naar boven en een boer verliet m’n lichaam via mijn neus. M’n ogen traanden. De droid achter de bar flikkerde een oranje gloed van goedkeuring.
Ik keek om me heen. Ze hadden wel hun best gedaan. De bar waaraan ik zat leek erg op de drinkschuren die je op iedere plek op Aarde tegenkwam. Een plek waar mensen altijd tezamen kwamen om te drinken, ter viering van het leven of het wegdrinken van het eeuwige lijden. De droid achter de bar was zelfs een glas aan het drogen met een doek. Dat hadden ze uit filmmateriaal gehaald, dat moest wel! Altijd stond een barman met een glas en een vaatdoek in zijn handen nors uit zijn ogen te staren. Ik keek de droid aan, zijn gezicht was neutraal. De krukken aan de bar zaten zo goed dat ik hier voorlopig niet weg wilde. Deze bar deed me tevens denken aan mijn favoriete: die op het maanstation. De mens was er altijd gevoelig voor geweest; als ze ver van huis gingen, naar een onbekende plek, dan werden er altijd dingen opgezet die hen deed denken aan thuis. Nu was dit veelal digitaal, waarbij mijn instellingen me altijd het gevoel gaven dat ik thuis was; in een dik begroeid bos dat weerspiegelde van de muren van mijn vertrek, met bewegende bladeren, een zeil op het plafond waar de regendruppels digitaal op vielen, de klank van krekels tussen de bladeren op de grond. Vroeger had je zelfs hele omgevingen die werden nagebootst. Ging je naar een ander land? Dan had je daar lekkernijen uit jouw eigen regio, schermen die uitzendingen in jouw taal toonden, barren, zoals deze, in de stijl die jij gewend was. Zolang je maar niet te erg in een andere cultuur moest verdwalen. There’s no place like home!
Even vroeg ik me af of we de juiste beslissing hadden genomen. Ik zeg ‘we,’ want hoewel ik het uiteindelijke besluit moest nemen is dit vrij democratisch gebeurd. Ik draaide met mijn vinger over de rand van het glas voor me en grinnikte in mezelf. Nee, natuurlijk niet. Dat is absoluut niet democratisch gebeurd. Heel eerlijk? Democratie is een utopie. Dat is niet hoe je verder komt in het leven. Een cultuur, een ras: het moet geleid worden. Net als een grote hoop mieren bij elkaar, of een zwerm bijen, het moet geleid worden door een koning. Als je naar de wetten van de natuur zou kijken, weet ik best dat dit eigenlijk een koningin zou moeten zijn, maar ik was nou eenmaal een man, en zeer geschikt om ons te leiden, al zeg ik het zelf. Wie zou dat anders doen? Het was duidelijk waarom we nu hier waren. Om ons oorlogszuchtige karakter. Ik weet het, jij weet het, en jij vindt het prima dat ik hier zit en niet jij. Toch? Het gaat hier om progressie en we gaan nu eindelijk meedoen. Mee met de hogere machten. En er zou veel gevraagd gaan worden. De ultieme prijs.
Een deur achter me schoof opzij en ik hoefde niet om te kijken om te weten wie het was. De zompige, trage stappen verraadden zijn aankomst. Ik had een gruwelijke hekel aan dat beest, maar ja, soms moest je iemands hielen likken totdat je hogerop kwam en je diens schedel onder je voet kon verpletteren als opstapje naar degene daarboven.
Het ding keek me aan en ik bleef het lastig vinden waar ik mijn blik nou op moest focussen: op een van de sprieten die zijn ogen bevatten of een globale staar waarbij ze alle drie in mijn zichtsveld kwamen? Ik tarde hem door te staren naar die lelijke haargroei in het midden van zijn ‘hoofd’, waar in onze optiek hun gezicht zou moeten zitten.
Binnen in mijn schedel klonk een stem in mijn eigen mooie moedertaal die werd uitgezonden door het gedrocht voor mij:
- We zijn klaar voor het toelatingsevenement.
Ik keek hem aan, zag die vieze bundel gezichtsharen los van elkaar bewegen, en ik meende dat een deel van het bocht dat ik zojuist naar binnen had gewerkt, weer naar boven kwam. Whatever, dacht ik, jullie doen wat je moet doen.
De bar verdween, alles schoof aan de kant als een vluchtende droom, alsof ik wakker werd in een andere realiteit: in dit geval een raam van wel honderd meter lang en vijftien meter hoog dat uitzicht gaf op een pikzwart heelal. De sterren in mijn blikveld waren gedoofd zodat ze geen afleiding konden vormen op het evenement waar die dikke drol het over had. Het enige wat opviel in de zwarte duisternis aan de andere kant van het raam was een piepklein blauw balletje dat kalm zweefde in het oneindige niets. Ons thuis. Althans, nu was het meer een museumstuk. Stervende resten van een ras dat veel weg heeft van de sprinkhaan; alles opeten en gebruiken tot het weg is en dan zoeken naar meer, enzovoort, enzovoort. Was het niet dat we ook nuttig konden zijn in onze destructie, anders hadden ze nooit contact met ons gelegd voor toelating tot hun raad.
De kamer waarin ik mij bevond begon langzaam vol te lopen met een verscheidenheid aan gedaanten die ik je op dit moment onmogelijk zou kunnen omschrijven. Het was gewoonweg te vreemd, te onorthodox, niet te bevatten voor jouw tedere brein op dit moment. Laat ik het zo zeggen: een circus is er niets bij, of wat dat woord ook nog voor betekenis mag hebben. Het was in elk geval een deftige bedoeling. En zo voelde het ook. Ik bevond me onder een buitenaards gezelschap in de letterlijke zin. De dikke drol nam plaats bij het raam en keerde zich naar de aanwezigen. Zijn ogen verzamelden zich in een soort boeket, wat het vele malen vergemakkelijkte om naar te kijken. Een bosje ogen.
- Welkom allemaal, wij zijn hier bijeengekomen voor het traditionele toelatingsevenement van de nieuw ontwikkelde soort: De Mens. Wij hebben de groei van deze soort met veel interesse mogen aanschouwen tot aan het moment dat zij door de barrière heen keken met hun gouden bloem. Dit was het moment voor ons om contact te leggen. Het moment dat ze klaar waren voor de waarheid. Wat uiteindelijk leidde naar deze toelating tot de hogere machten van de Melkweg….
De soort die zij met veel interesse hebben aanschouwd, dacht ik, met veel angst zul je bedoelen. Hoe noemden ze ons ook alweer? Het meest moordlustige volk sinds de Krianten. Geen idee wat zij hebben misdaan, maar het moet vreselijk zijn geweest.
- …Om toe te mogen treden tot de hogere machten dient afscheid te worden genomen van de bal des oorsprong. De bal waar de soort op is ontstaan. Het afscheid nemen van de moeder. Het scheiden van deze link is als het knippen van de navelstreng tussen moeder en kind…
Ik vroeg me af hoe de andere aanwezigen deze tekst vertaald kregen. Bal? Is dat hoe ze het noemen? Bal des oorsprongs? De fucking Aarde heb je het over! En navelstreng? Ik wil niet weten hoe dat er bij die blauwe aap heeft uitgezien met zijn bosje ogen.
- De oorsprong is inferieur aan het lot.
“The origin is inferior to destiny” misschien had ik de vertalingsinstellingen van mijn chip in het Engels moeten zetten.
- Zij die afstand kunnen nemen van de bal des oorsprong, zij die weg kunnen wandelen uit hun nest, de kribbe van haar bestaan, is klaar voor het volgende verhaal en het aansluiten bij de gemeenschap van de Melkweg. Welkom Mens, welkom in ons midden we hebben op jullie vaardigheid gewacht.
Onze vaardigheid? Dat hebben ze al eens eerder gezegd. Waar is de mens nog meer goed in dan destructie.
- Op uw teken zal de streng worden geknipt
Alle ‘ogen’ waren nu op mij gericht en juist op dit moment gebeurde er iets vreemds binnen in me. Dit was een moment die ik had beschouwd als een formaliteit, maar nu het moment daar was schrok ik van het vreemde gevoel binnenin me. Ik keek door het duister naar die lichtgevende blauwe bal in de verte die wij ‘de Aarde’ noemen. Ik deed er luchtig over, maar nu de woorden van vernietiging mijn mond moesten verlaten, voelde ik mijn lippen verstijven. Mijn gedachten vlogen achteruit in plaats van vooruit. Dat gebeurde niet vaak. Ze vlogen terug. Ik dacht aan de film over die oorlog. ‘De Eerste Wereldoorlog’ noemden we het. Althans, zo noemden we het na de Tweede, anders was het wel heel pessimistisch geweest. Maar mijn gedachten gingen door: de eerste man op de maan. Het samenwerkingsproject van het ISS. De lancering van de James Webb Space Telescope AKA: De Gouden Bloem, die de deur opende naar het eerste contact, zo vele jaren geleden. De eerste mens op Mars. De verontrustende ontdekkingen onder de ijslagen van Europa… En nu stond ik hier, als hoofd van de Mensheid, met mijn grote bek, en ik kon het woord niet uitbrengen. Mijn lippen bleven strak op elkaar. Spiertjes in mijn neus vertrokken zich en ik voelde mijn handpalmen nat worden. En wat gebeurde er met mijn zicht? Het vertroebelde. Waar kwam dit vocht vandaan? Kom op, zwakkeling, dit is niet het moment. Vooruitgang. Daar moest ik me aan vasthouden. Vooruit kijken en niet meer terug. Wij hoorden hierbij, dit was ons lot.
Ik slikte en wilde mijn mond openen totdat ik besefte dat dit niet nodig was.
- We zijn klaar.
Ik hoorde het mezelf verzenden, en het hoofd van de machten van de Melkweg (die met dat bosje ogen) leek te knikken. Men keerde zich tot het raam en mijn hart stopte een moment. Had ik dat gezegd? Had ik het teken gegeven? Was dit het?
Een soort van satelliet naast het raam draaide zich en schoot een straal in de richting van de blauwe bal verderop. Naar onze thuisplaneet, de Aarde. De straal werd geabsorbeerd en precies op dat moment leek de zwaartekracht weg te vallen, de kracht die alles bij elkaar hield. De bal viel uiteen in een soort gruis. Het weerspiegelde in de vochtige laag van mijn ogen. Het werd een wolk. Het verdween. Ik voelde mijn benen slap worden, een connectie in mijn hoofd knappen. Ik voelde mezelf letterlijk loskoppelen van de moeder, tot een opzichzelfstaand schepsel. Voelde ieder mens dit op dit moment? Het heelal was mijn wereld. De Melkweg was mijn thuis. De schepsels om mij heen, mijn familie. Mijn gehele identiteit leek te vervallen, mijn gebrek aan empathie, mijn eigen hebberigheid, mijn kwaliteit van zelfdestructie en de destructie van anderen. Kon ik het eindelijk loslaten? Kon ik toch liefhebben?
De gegadigden vormden een cirkel om mij heen. Het hoofd stapte uit de massa en ging tegenover me staan. Ik voelde een immense vorm van liefde die me deed denken aan mijn laatste psilocybin feest. Mijn benen kregen weer kracht, net als mijn ruggengraat. Een hernieuwde stroom aan potentie, progressie en een vreemd gevoel wat ik niet direct herkende (maar waarvan mij later werd uitgelegd dat het bescheidenheid was) maakte zich van mij meester. We waren er.
- Welkom bij de hogere macht van de Melkweg, broeder. Helaas hebben we geen tijd voor festiviteiten. We hebben lang op jullie gewacht. Pak je spullen, we vertrekken direct. We staan op de rand van oorlog, iets waar jullie wel raad mee weten.